Webley Service Revolvers NL

Webley

Webley Service Revolvers



De Service Revolver was eigenlijk een reeks van zes modellen van revolvers, zodanig ontworpen dat de onderdelen zonder aanpassingen onderling verwisselbaar zijn, zelfs tussen de verschillende modellen. Dit werd gedaan om reparaties en onderhoud zo eenvoudig mogelijk te houden. En natuurlijk was de op voorraad te houden wisselstukken ook kleiner.  De serie bestond uit eerder krachtige top break revolvers waarbij een veilige vergrendeling nodig was. Dit is mede bereikt doordat de hamer eerst de grendelbeugel raakt vooraleer de slagpin het slaghoedje van de patroon bereikt. Daardoor wordt de vergrendeling van de revolver in de vergrendelde toestand gedwongen voordat de patroon afgaat. Dit systeem was al in gebruik op het WG revolvers. Het mechanisme werd ook vereenvoudigd en bestond uit slechts 5 vijf  componenten in plaats van tot dan toe gebruikelijke negen tot twaalf, zoals in andere revolvers. Hoe minder onderdelen in de revolver , hoe kleiner de kans dat er iets misloopt. Bovendien was daardoor het wapen makkelijker te onderhouden en goedkoper te produceren. Er werd ook een speciale pal ingebouwd waardoor de hamer (en de slagpin) geblokkeerd werd indien de trekker niet overgehaald werd. Daardoor werd vermeden dat een schot afging als het wapen ongelukkig ten val kwam. Holster geleiders werden links en rechts van de trommel toegevoegd om het vasthaken in de holster te beletten. Een ander probleem bij top break revolvers met automatische uitwerping is vervuiling en vastlopen van de trommel en het uitwerpmechanisme door kruitslijm (verbrandingsresten van zwartkruit). Door een kraag aan de achterzijde van de trommelas en een afdichtmoer werd dit probleem vermeden. Ook draait de trommelas in een holle buis waardoor de trommel heel licht en soepel beweegt; zie foto.


Na hevige concurrentie, vooral tussen Smith & Wesson en Webley, en vele acceptatieproeven werd de nieuwe dienstrevolver aangenomen. De Webley Mark I werd ingevoerd op de 18 juli 1897 ter vervanging van de impopulaire .455/.476 1880 Enfield revolver (ook gekend als de Owen Jones ). Een eerste bestelling van 10.000 tegen 61 shilling per stuk (€ 3.66) werd geplaatst door het War Office


Opmerking

De * gestempeld na de Mark nummer werd gebruikt om een kleine wijziging of verandering van een bestaand model aan te geven. Bij de overgang naar een nieuwer model werd een ander Mark-nummer  toegewezen. Er zijn tussen de verschillende modellen overlappingen in de serienummers als gevolg van het feit dat de nummers doorlopen van de Mark I serie over de Mark II serie. Bij de Mark III werd opnieuw begonnen vanaf 0 en die nummers lopen door tot het einde van de Mark VI reeks. Soms werden zelfs verschillende modellen (Marks) tegelijkertijd geproduceerd, bv bij de overgang naar een nieuw model.


Mark I


Ongeveer 40.000 Mark I's werden geproduceerd totdat de productie van het model werd gestaakt in 1894. Het hoogst bekende serienummer is 41349. De trommel was gekamerd voor de zwartkruitpatroon .455MarkI Government cartridge. Er werden er 35.000 gemaakt voor de militaire contracten en deze werden met militaire proefstempels gemerkt . Voorbeelden gestempeld met een N aan de bovenkant van de greep(meestal achter de hamer) en met  een kraaienvoet (Broad Arrow) op de bovenkant van het frame wijzen op gebruik bij de Royal Navy.


Er waren er 5000 gemaakt voor de civiele markt en verkocht door de Army & Navy Co-operative stores, London  tegen de prijs van 105 shilling (€ 6,30). In 1892 werd de prijs verlaagd tot  97 shilling (€ 5,80). Er werd ook een vernikkelde versie aangeboden voor een meerprijs van 6 shilling. Het civiele model kon ook de 0.450 Mark I patroon verschieten  en was vanaf 1894 ook leverbaar in het kaliber 0.476. Op de bovenkant van de loop stond “P. WEBLEY AND SONS” en had de gebruikelijke commerciële Britse keurmerken.



Mark I*


Dit was een wijziging van de Mark I. Een van de problemen met de Mark I was dat het slagpingat neiging had om uit te branden. Om dit tegen te gaan werd het frame aangepast zodat een geharde stalen plaat als terugslagschild ingebouwd kon worden. Deze plaat was sterker dan de originele stootbodem in het frame en was gemakkelijk vervangbaar. Deze modificatie is ook op alle andere modellen terug te vinden.




Mark I**


Om, in oorlogstijden, tekorten op te vangen werden de oude voorraden Mark I en II revolvers  omgebouwd (vanaf  27 april 1915) voor de Royal Navy. Er werd een 4 inch Mark IV loop gemonteerd, de trommel werd vervangen door het type van de Mark V en het nieuwe type van uitwerpernok en –hefboom van de Mark VI werd ingebouwd. Om het nieuwe type hefboom te kunnen gebruiken werd het frame op de gepaste plaats aangepast. Door deze upgrade werden de oude Mark I en II revolvers geschikt gemaakt voor de krachtiger, met cordiet geladen munitie. Na 5 juni 1915 werd ook de loop met de uitwisselbare korrel van de Mark VI gemonteerd.



Mark II


De Mark II werd geïntroduceerd in 1894 en goedgekeurd voor officieel gebruik op 21 mei 1895.


De belangrijkste wijzigingen zijn aangebracht naar aanleiding van klachten over de bult op de achterkant van de greep. De bult kon bij het afvuren pijn en ongemak veroorzaken en daarom werd het contour van de handgreep achteraan vloeiend gemaakt. De bult werd m.a.w verwijderd. Dit bleef zo tot aan de invoering van de Mark VI.

Een nieuwe hamer werd geïntroduceerd met een kortere en dikkere slagpin en het haanspoor werd breder gemaakt na klachten van de Cavalerie. Met handschoenen aan bleek het wapen blijkbaar moeilijk op te spannen. Het verwijderbare stalen terugslagschild was nu standaard. Kleine wijzigingen aan de uitwerperhefboom en de trekkerbeugel werden ook doorgevoerd.

 

Ongeveer 23000 Mark II's werden geproduceerd. Het laagst bekende serienummer is 39869 en het hoogste 63.282.



Mark II*


Het enkele * werd na oktober 1899 toegevoegd wanneer de hamer werd vervangen door die van de Mark IV.

Voor de Mark II **:  zie Mark I **. Dezelfde wijzigingen werden immers uitgevoerd op beide modellen.



Mark III


Er werden ongeveer 80.000 dienstrevolvers van dit model geproduceerd.


De Mark III werd ingevoerd in oktober 1897 en goedgekeurd voor officieel gebruik op 27 november 1897. De meest voor de hand liggende zichtbare verschil met de vorige modellen van dienstrevolver was de manier waarop de trommel werd vastgehouden op de trommelas. Een dwarsbalk onder de holstergeleiders houdt een kraag op de trommel vast. Een soortgelijk systeem werd gebruikt op de 1891 Webley Government en in een gewijzigde vorm op latere WG modellen. De holle as waarop de trommel draait werd voorzien van een  spiraalvormige groef om de kans op vastlopen door vervuiling te verminderen..

MARK I, I*, II & II*

MARK I**, II**, III, IV, V & VI

De uitwerpster werd voorzien van slechts 1 fixeerpin, en de uitwerpsteras werd door twee gefreesde platte kanten in lijn gehouden met de trommel (zie foto's voor de duidelijkheid). Deze veranderingen werden ook behouden op alle volgende modellen van de Service Revolver.

MARK I, I*, II & II*

MARK I**, II**, III, IV, V & VI

Commerciele modellen van de Mark III in het kaliber .455/.476 werden gemaakt met een 4- of een 6 inch loop. In plaats van de standaard afgeronde handgreep (Birds head grip) was de Mark III ook leverbaar met de meer rechthoekige brede handgreep, een optie gelijkaardig met die van de WG modellen. Voor deze handgreepvorm was wel een ander gietstuk nodig.


De serienummers van de Mark II werd niet voortgezet maar er werd opnieuw begonnen vanaf 0. Het laagst gekende nummer is 101 en het hoogste is 80012.



Mark IV


Dit model werd voorgesteld op 21 /07/1899 en officieel ingevoerd op de 5de oktober van hetzelfde jaar. Grote hoeveelheden (36756 ex. werden afgeleverd tussen 1899 en 1904) werden uitgereikt gedurende de boerenoorlog in Zuid Afrika (1899 tot 1902) en daarom is de Mark IV ook gekend onder de naam “Boer War model”. De meest in he oog springende kenmerken zijn de andere hamer  en de bredere vergrendelgleuven in de trommel (van 0.062” tot 0.125”).


Er werd een andere staalsoort gebruikt, de bovenkant van de indexeerpal (handje) werd gehard en de indexeerkrans op de cilinder werd oppervlaktegehard.


Het laagst bekende serienummer is 77503, overlappend met de Mark II serie, en het hoogst bekende nummer is 130024. Hoeveel MkIV’s er gemaakt werden is onbekend. Na 1904 werden er geen meer aangeschaft deer de overheid en de serienummers van de commerciele modellen liepen door deze van het W.S model.


Voor officieren en cadetten werd, door hen zelf te betalen, ook een commerciele versie met een 6-duims loop met metford trekken en een instelbare korrel aangeboden door de overheid.


Over het algemeen gezien was de MarkIV een goede revolver die gedurende 14 jaar officieel als dienstwapen in gebruik was. Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog werden uitgereikt als dienstwapen voor frontgebruik en later bij de opleiding van de troepen..

Mark V


Op 9 december 1913 werd de Mark V voorgesteld en ingevoerd op de 5de juni van  1914. Aangezien iedereen tevreden was over de MkIV zijn de verschillen met de Mark V eerder gering. In verband met de codiet geladen .455 patroon werd de diameter van  de trommel vergroot tot 1.745” (was vroeger 1.718”). het frame was daardoor ook iets groter.


Bij het uitbreken van de W.O.1 werden 20000 MkV’s  besteld tegen de prijs van 59 shillings (€3.60) per stuk, 500 stuks te leveren per week. In mei 1915 werden er gemaakt met de 6 inch loop met verwijderbare korrel voor gebruik bij de landmacht.


Rond serienummer 135000 werden enkele commerciele Mkv revolvers voorzien van een loop van 7,5 inch.


Er werden ongeveer 20000 Mk V revolvers gemaakt in slechts 2 jaar. De laagste en hoogste gekende serienummers zijn 129926 en 214233.

Mark VI


Van de reeks dienstrevolvers is de Mark VI waarschijnlijk de meest bekende. Gedurende de eerste wereldoorlog werden er 280000 gemaakt en de totale produktie tussen de jaren 1914 en 1939 wordt geschat op 300000 ex, inbegrepen deze gemaakt in Enfield na 1921. Naast de kleine veranderingen t.o.v. de vorige modellen (aan o.a. de vergrendelingsbeugel van de loop) springen de loop van 6 inch en de vorm van de handgrepen het meest in het oog. Over het algemeen gezien zijn bijna alle onderdelen uitwisselbaar met deze van de Mark V. De serienummers lopen door van deze van de Mk V en starten rond 135000. Het hoogst gekende nummer is 455231. Na het einde van WO1 zijn ongeveer 2000 exemplaren van de Mk VI en d W.S commercieel verkocht. Het merendeel waren gereviseerde ex-militaire revolvers waarvan de militaire markeringen verwijderd waren. De serienummers van deze liggen rond de 400000. Deze commerciele modellen waren verkrijgbaar tot in 1939.


De MarkVI had veel gemeen met de W.S New Army Model die in 1902 voor het eerst op de markt kwam en met de Webley Wilkinson modellen 1905, 1910, en 1911. Er is een theorie die zegt dat de MkVI in 1915 ingevoerd werd om dat deze op de produktielijn, die tot dan toe heel weinig gebruikt was, van de Webley & Scott gemaakt kon worden.


Later in de oorlog, toen .455 munitie schaars werd, werden de trommels van talrijke revolvers met 0.06” ingekort zodat .45ACP munitie in “half moon clips” gebruikt kon worden, zoals bij de amerikaanse Colt en S&W revolvers.


W.W.Greener, wapenmaker uit Birminghan, maakte volgens een ontwerp van kapitein Arthur Pritchard van oude Franse Gras bajonetten een bajonet die op de MkVI revolver geplaatst kon worden. Deze bajonet werd echter nooit officieel ingevoerd voor dienstgebruik en er werden er maar heel weinig van gemaakt.


In die tijd bestond er ook een opzetkolf voor het 1.5” Webley seinpistool en die paste ook op de greep van de MkVI revolver. Er is echter geen bewijs dat dit ook effectief gedaan werd om de revolver als karabijn te gebruiken. Men gaat ervan uit dat deze mythe gestart werd door een museumcurator als een grapje voor goedgelovige verzamelaars.

Mark VI Enfield


Van 1921 tot 1926 werd de Mark VI ook gemaakt bij de Royal Small Arms Factory in Enfield. Deze zijn gelijk met de Webley MkVI op de afwerking en de stempeling (Enfield boven een Gekroonde MkVI en jaar van productie) na. De greep is ook 0.25”dunner.


Hoeveel Enfield MkVI revolvers er gemaakt werden is niet gekend maar de schattingen liggen tussen 32000 en 40000 ex.


20000 zonder prefix  bij het serienummer


10000 met A prefix


Tot 10000 met B prefix


Ik zou heel dankbaar zijn indien jullie de serienummers van jullie Enfield Mk VI revolvers zouden kunnen laten weten, om bovenstaande te verifieren.


Wat wel opvalt is dat de meeste Enfield MkVI heel weinig tekenen van gebruik en slijtage vertonen.